Onzorgvuldig handelen bij renovatie gemaal Verdoold
Indiendatum: 26 jul. 2024
Schriftelijke vragen aan het college van dijkgraaf en hoogheemraden conform artikel 37 van het Reglement van Orde van het algemeen bestuur
Betreft: Onzorgvuldig handelen bij renovatie gemaal Verdoold
Rotterdam, 26 juli 2024
Geacht college,
Al geruime tijd speelt er een zaak tussen het hoogheemraadschap en een inwoner van de gemeente Krimpenerwaard. Het hoogheemraadschap heeft in 2014 zonder overleg en toestemming groutankers onder de tuin van de inwoner geslagen, teneinde de kade te verstevigen. Groutankers zijn enorme stalen staven met daaraan een ankerlichaam die de grond in worden gestampt. Ze worden onder meer gebruikt om waterkeringen op hun plek te houden, zoals damwanden. Een damwand is eveneens aangelegd. De werkzaamheden waren onderdeel van de renovatie van het gemaal Verdoold, waar de inwoner praktisch naast woont. Het hoogheemraadschap heeft in 2012 voor de renovatie een projectplan opgesteld.
Een vervelend gevolg van de groutankers en damwand onder en aan de tuin van de inwoner is dat ze eventuele toekomstige ontwikkeling inperken, omdat er waarschijnlijk niets op de plek boven de groutankers mag worden gestald. Bovendien heeft het hoogheemraadschap zich een stuk grond toegeëigend. De inwoner leidt hierdoor schade.
Vanaf het moment dat de damwand met groutankers zijn geplaatst, is er een patstelling ontstaan tussen hoogheemraadschap en de inwoner. De partijen kunnen het in een minnelijk traject niet met elkaar eens worden over compensatie van de gevolgen van plaatsing van de groutankers. Het hoogheemraadschap heeft de eigendomsinbreuk willen legitimeren door in 2019, vijf jaar na plaatsing, een gedoog(plicht)besluit te nemen op basis van artikel 5.24 van de Waterwet. Compensatie van geleden schade zou dan moeten worden geregeld op basis van artikel 7.14 van diezelfde wet. De gedoogplicht werd opgelegd nadat de inwoner het hoogheemraadschap had gedagvaard voor onrechtmatige eigendomsinbreuk.
Omdat de inwoner zich onrechtvaardig behandeld voelde, heeft deze zich in 2022 gewend tot de rechtspraak. Inzet was een uitspraak van de bestuursrechter te verkrijgen over het achteraf kunnen opleggen van een gedoogplicht voor werkzaamheden tot aanleg of wijziging van waterstaatkundige werken met terugwerkende kracht, met als doel te bezien of het hoogheemraadschap rechtmatig heeft gehandeld.
1. Hoe reflecteert u op het proces van het opstellen van een projectplan in 2012 tot de rechtsgang door de inwoner tien jaar later? Ziet u achteraf aanleiding tot een andere opstelling van het hoogheemraadschap richting inwoner, om zo een jarenlang geschil te hebben kunnen voorkomen?
2. Ziet u het als falen van de overheid dat ingezetenen zich moeten wenden tot de rechtspraak, als zij zich in minnelijke trajecten kennelijk onrechtvaardig behandeld voelen?
In 2022 is er door de Rechtbank Rotterdam uitspraak[1] gedaan. De rechtbank oordeelt dat het hoogheemraadschap onzorgvuldig heeft gehandeld en omschrijft dit als volgt:
“Artikel 5.24 van de Waterwet kan alleen worden toegepast als toestemming van de rechthebbende ontbreekt. Verweerder stelt enerzijds dat eiseres toestemming had verleend voor het plaatsen van de damwand met groutankers, maar anderzijds stelt hij zich inmiddels op het standpunt dat er geen toestemming van eiseres is. In eerste instantie heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres toestemming had verleend voor het gebruik van haar perceel. De rechtbank stelt echter vast dat uit de gesprekverslagen niet blijkt dat destijds uitdrukkelijk toestemming is gegeven voor het aanbrengen van een damwand met groutankers. Zo’n toestemming is ook niet vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst. Bovendien heeft verweerder de gesprekken hierover gevoerd met de wijlen echtgenoot van eiseres, die geen mede-eigenaar van het perceel was, en kan worden betwijfeld of hij wel gemachtigd was om namens eiseres toestemming te verlenen. Gelet hierop kon verweerder er niet van uitgaan dat eiseres toestemming heeft gegeven voor de plaatsing van een damwand met groutankers op haar perceel. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit eerder had moeten inzien. Dat hij dit niet heeft gedaan en pas in november 2019, vijf jaar na de plaatsing van de damwand met groutankers, is overgegaan tot oplegging van een gedoogplicht op grond van artikel 5.24 van de Waterwet is naar het oordeel van de rechtbank onzorgvuldig. Daarbij betrekt de rechtbank onder meer dat eiseres hierdoor lange tijd in onzekerheid heeft moeten verkeren. Gelet hierop is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Awb genomen. De beroepsgrond slaagt.”
De Rechtbank Rotterdam oordeelt in haar uitspraak dat de gedoogplicht geldt vanaf het moment dat deze is opgelegd, te weten vanaf dat het college daartoe heeft besloten. Het besluit wordt vernietigd voor de tijd ervóór. De inwoner heeft nadien hoger beroep ingesteld bij de Raad van State tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, om zo in tweede instantie gesteld te krijgen dat sowieso nooit achteraf een gedoogplicht kan worden opgelegd. Alhoewel dit beroep ongegrond is gebleken, houdt de Raad van State in haar uitspraak[2] die van de Rechtbank Rotterdam in stand. Kort samengevat: het hoogheemraadschap heeft tussen 2014 (plaatsing groutankers) en 2019 (opleggen gedoogplicht) onzorgvuldig gehandeld; het gedoog(plicht)besluit heeft geen terugwerkende kracht.
3. Wat vindt u van de twee rechterlijke uitspraken? Vindt u zelf ook dat het hoogheemraadschap in deze zaak tussen plaatsing van de groutankers en damwand enerzijds en het opleggen van de gedoogplicht anderzijds onzorgvuldig heeft gehandeld?
4. Ziet u onzorgvuldig handelen ook als onrechtmatig handelen, nadat de rechter zich heeft uitgesproken over schending van het zorgvuldigheidsbeginsel? Indien nee, waarom niet?
Uit de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam blijkt ook het volgende:
“De rechtbank ziet in dit geval reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. Dit betekent dat het bestreden besluit blijft gelden. De rechtbank doet dit, omdat voor eiseres een verslechtering van haar situatie dreigt wanneer het primaire besluit en het bestreden besluit hun werking zouden verliezen. Zoals ter zitting is gebleken, wil verweerder in dat geval namelijk overgaan tot onteigening van het perceel van eiseres.”
Kort samengevat zegt de Rechtbank Rotterdam dat de groutankers en damwand mogen blijven, omdat de inwoner anders nog verder van huis is. Die wordt dan namelijk mogelijk onteigend.
5. Is het gebruikelijk dat u schermt met eventuele onteigening om zo onzorgvuldig handelen alsnog achteraf te kunnen repareren?
6. Wat vindt u van het onteigeningsinstrument waar het burgers betreft, die gewoon een leven te leiden hebben? Waar begint voor u de menselijke maat?
Uit de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam blijkt dat het hoogheemraadschap in een minnelijk traject heeft getracht een deel van het perceel van de inwoner te kopen en om een recht van opstal te vestigen op de onroerende zaak (tuin). Dit is niet gelukt.
7. Wat heeft u voor het aan te kopen gedeelte van het perceel willen betalen? Op basis van welke taxatie heeft u uw prijs bepaald?
Tot dusverre heeft de inwoner vooral contact gehad met een hoogheemraadschap dat de wereld vanuit een juridische bril beschouwt. De inwoner loopt tegen muren op. Al een tijdje tracht deze daarom in contact te komen met het college, om zo nogmaals het geschade belang onder de aandacht te brengen en een gesprek te entameren waarvan de uitkomst mogelijk gunstig is voor zowel hoogheemraadschap als inwoner. Dat is een einde aan deze jarenlange strijd, voorkomen van een nieuwe zaak bij een civiele rechter, compensatie die recht doet aan de geleden schade en herstel van vertrouwen in de overheid. Het college heeft op dit verzoek tot gesprek in eerste instantie nogmaals gewezen op de procedures voor compensatie die gelden bij ondervonden nadeel van overheidsbesluiten, middels een brief die onze fractie eveneens onderhands heeft mogen ontvangen. Die procedure wordt gevoerd bij de zogenoemde nadeelcompensatiecommissie.
8. Voor welke tijdsperioden ziet u een procedure bij de nadeelcompensatiecommissie voor zich? Is dat zowel 2014-2019 (periode van eigendomsinbreuk), 2019-nu (periode van nadeel door publiekrechtelijk besluit) of beide?
9. Welke mogelijkheden ziet u om een eventuele nieuwe juridische strijd te voorkomen, als bestaande procedures tot nadeelcompensatie onverhoopt op niets uitlopen?
Uit recente informatie blijkt dat het college in gesprek wil met de inwoner. Partij voor de Dieren is daar blij mee, het toont aan dat het bestuur van het hoogheemraadschap zich kan inleven in de situaties van ingezetenen die een probleem ondervinden als gevolg van de uitvoering van beleid.
10. Wat is uw inzet voor het aankomende gesprek?
Rechtsgang kost geld. Ondersteuning in het juridisch beslechten van een geschil, moet worden betaald.
11. Welke kosten voor juridische ondersteuning heeft u gemaakt sinds dat de inwoner in het verweer is gekomen tegen de plaatsing van groutankers en damwand? Hoeveel heeft u betaald aan inhuur van derden en hoeveel mensuren heeft u in de ambtelijke organisatie vrijgespeeld om te strijden tegen de inwoner?
Wij zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet.
Met vriendelijke groet,
Jaap Rozema
Partij voor de Dieren
[1] https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBROT:2022:8314
[2] https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@143377/202206572-1-r1/
Interessant voor jou
Vervolgvragen waterkwaliteit
Lees verderPhoslock geen wondermiddel
Lees verder